Restauratie van mobiel erfgoed

Het behoud en de restauratie van de Elbe is het verhaal van een mooie boot. Dat begint met het gevoel van stoere sleepboten en heldenverhalen. En de wens om een stuk nostalgie vast te houden.

De restauratie van de Elbe was een stap in de wereld van het cultureel erfgoed van Nederland. De canon waarin alles is beschreven waar de Nederlandse waarden om draaien. Zonder te vervallen in wat je op zn Rotterdams ‘hoogdravend gelul’ kan noemen, draait het er kort gezegd om dat je goed nadenkt en beschrijft wat en waarom je het wilt behouden.

Van een hangertje van je oma kun je vertellen dat het een mooie herinnering is aan het lieve oude mens. Maar als het gaat om ‘mobiel erfgoed’ dan is het om meerdere redenen van belang om jezelf, betrokkenen en de buitenwereld te kunnen vertellen wat de waarde is van het object.

Als je je daar eenmaal in gaat verdiepen wordt het steeds interessanter. Wie morgen een Opel Astra uit 2010 wil behouden wordt door zijn buurman hoofdschuddend aangekeken. Maar wie een puntgave Daf 33 uit 1969 heeft wordt bewonderd en jaloers nagekeken. Want een puntgaaf Dafje dat vinden we allemaal wel mooi natuurlijk. En we kunnen allemaal ook wel vertellen waarom: Een uniek overblijfsel van vroeger waar iedereen wel herinneringen aan heeft.

Deskundigen spreken van symboolwaarde, schakelwaarde, ensemblewaarde, materiële, conceptuele en contextuele authenticiteit. Het klinkt allemaal ingewikkeld. Maar als je uitzoekt wat ze er mee bedoelen dan wordt het alleen maar leuker.

De symboolwaarde bijvoorbeeld. Iedereen die iets van scheepvaart weet, weet dat de sleepboten van Smit staan voor Hollands Glorie, van kerels die de hele wereld over gingen en in vliegende stormen schepen redden met onverwoestbare sleepboten. Iedereen weet dat ook de Elbe in dat rijtje thuishoort. Van lang geleden, maar onmiskenbaar. De Elbe is symbool van Hollands Glorie.

Een object heeft schakelwaarde als het gekoppeld kan worden aan een belangrijke verandering in de geschiedenis van het object. In dit geval bijvoorbeeld omdat de Elbe samen met de Clyde het begin vormde van de enorme schaalvergroting die Smit inzette. Nooit eerder waren zulke grote sleepboten gebouwd (de Zwarte Zee van 1933 is daar overigens een uitzondering in, maar met een gedeeltelijk houten opbouw was dat schip toch niet zo oersterk gebouwd als de latere sleepboten). Nu relatieve kleintjes, maar na de Hudson (1939), Oceaan (1951), Maas (1954) en noem ze maar op, waren de Elbe en de Clyde reuzen. Daarna kwamen er nog grotere reuzen. Maar eind jaren ’50 gebeurde er dus iets bijzonders.

Van conceptuele waarde kun je spreken als er zeg maar van het oorspronkelijke idee nog iets is overgebleven. Als je morgen het casco van een zandschuit uit 1900 gebruikt om er een Amsterdamse woonboot van te maken dan blijft er van het oorspronkelijke concept weinig over. Dat idee is meteen helder. Het concept van de Elbe is (weer) duidelijk: Zodra je het schip ziet zie je aan alles dat het een sleepboot is zoals hij oorspronkelijk is gebouwd.

Van materiële authenticiteit (oorspronkelijkheid) is ook sprake. De Elbe is van onder tot boven nog helemaal van het materiaal waarmee het schip is gebouwd. De stuurhut, de kooien, de machinekamer, alles is uit bouwjaar 1958 (in 1959 af en in gebruik genomen). Op sommige plaatsen (hulpmotoren, kombuis) zijn moderne materialen gebruikt. De beting en machinekamerkap zijn volgens tekening helemaal opnieuw gebouwd. Materieel niet authentiek, maar conceptueel wel. Want de beting is precies zoals hij was, alleen niet van het staal uit 1958. En het kombuis heeft nog precies dezelfde indeling als toen. Merk je al dat je ook een beetje erfgoed deskundige begint te worden?

Dan is er nog contextuele authenticiteit. Makkelijker gezegd: wordt het object nog gebruikt waarvoor het oorspronkelijk is gebruikt. Dat is altijd lastig met erfgoed. Met de Elbe zouden we het liefst weer booreilanden en uitgebrande tankers verslepen. Technisch zou het kunnen, praktisch is het niet haalbaar. We zouden het ook niet willen want dan kunnen er niet zoveel mensen van genieten (dat noemen we het cultureel rendement. Van een archeologische opgraving die weer wordt dicht gestort is het rendement minimaal). De Elbe is een varend zeeschip. Tot zover is het in elk geval heel authentiek. En weer in haar thuishaven Maassluis, voor het voormalige kantoor van Smit. De sleepboot die jaren op de boulevard van Kijkduin heeft gestaan was contextueel (in de oorspronkelijke omgeving) niet relevant.

En de ensemblewaarde: de verzameling van objecten. Zoals het schip met originele interieur, maar ook: het schip in haar oorspronkelijke haven, met alle tijdgenoten; de Furie (1916) als voorloper uit het stoomtijdperk, de Hudson (1939) als voorloper uit het motortijdperk, de loodskotter Rigel uit 1953, de Tonijn uit 1958, de havensleper Maassluis (1949, het Maassluisje) en de Europoortsleper Steenbank uit 1960 (die met de Elbe de Pendrecht binnensleepte in 1965).

En als je dan als een soort van taxateur naar het schip gaat kijken, dan ga je dus al die dingen waarderen. Word je blij van de sloep met davits aan bakboord en gaat t natuurlijk een beetje tandenknarsen als je die kraan met die rubberboot aan stuurboord ziet. Maar daar ontkomen we niet aan. Waar de regelgeving het vereist doen we aanpassingen. Zonder rubberboot geen papieren van de scheepvaartinspectie. En zonder moderne sprinklerinstallatie geen houten interieur. Als je van onder tot boven naar het schip gaat kijken, dan merk je hoe uniek het is wat er allemaal behouden is gebleven. Van de lichtschakelaars tot de hoofdmotoren. En hoe waardevol het is als je het houdt zoals het oorspronkelijk was. Dat het zonde is om de bedden breder te maken omdat ze dan misschien wel iets lekkerder liggen. Halogeenverlichting in de hutten omdat dat wel mooi staat. Aanpassingen te doen omdat we dat wel handig vinden. Alsof je in de Nachtwacht van Rembrandt bij iemand een andere hoed schildert omdat je dan zijn ogen beter ziet. Nee. We passen het gebruik aan, aan het schip.

Dat komt er allemaal kijken bij een restauratieproject. En behoud van het origineel. Of om met de taxateur van Tussen Kunst en Kitsch te praten, “dit is een echte, die is heel veel waard…”

Voor de restauratie is een rapport geschreven over de cultuurhistorische waardestelling waarin bovenstaande zaken uitvoerig zijn beschreven. Meer over mobiel erfgoed op http://www.mobiel-erfgoed.nl/

machinekamerkap

Foto: In 2006 werd vlak voor de Furieade de machinekamerkap weer op het achterdek gezet